Bij Vlaamse landbouwers staat biodiversiteit hoog op de agenda
Onze landbouwers werken in en met de natuur. Ze telen met respect voor onze omgeving en met aandacht voor biodiversiteit. Om hun gewassen en oogst te beschermen, is het echter nodig om gewasbeschermingsmiddelen - producten tegen onkruid, plagen en ziektes - te gebruiken. Dat doen ze volgens het Integrated Pest Management-principe of IPM: een stappenplan met nadruk op gezonde gewassen, een onverstoord landbouwecosysteem en natuurlijke plaagbestrijding. Hoe onze telers te werk gaan? Dat ontdek je hier.
Gewassen beschermen in drie stappen
IPM: da’s gewassen en oogst beschermen met zo weinig mogelijk impact op het milieu. Landbouwers en telers passen deze wettelijk verplichte teeltmethode toe. Die bestaat uit preventie, observatie en actie.
1. Preventie: voorkomen is beter dan genezen
Eerst en vooral nemen telers preventieve maatregelen om ziektes en plagen te voorkomen. Aandacht voor biodiversiteit is hierbij erg belangrijk. Alles begint bij het creëren van een ideale omgeving voor nuttige insecten en andere dieren. Zo zetten landbouwers in de serreteelt lieveheersbeestjes of roofmijten in tegen blad- en schildluizen die een gevaar kunnen zijn voor de tomatenteelt. Ook kiezen landbouwers - bij bijvoorbeeld sommige prei- en aardappelsoorten - vaker voor rassen die van nature toleranter of minder gevoelig zijn voor ziektes en plagen.
2. Observatie: een oogje in het zeil houden
Ten tweede houden landbouwers hun gewassen goed in het oog. Zo kunnen ze ziektes zo vroeg mogelijk detecteren. Via visuele waarnemingen monitoren landbouwers systematisch hun gewassen en komen ze zo boosdoeners op het spoor. Een voorbeeld? Tussen de tomaten in de serre worden gele plaatjes met lijm opgehangen. Zo ziet de teler welke schadelijke insecten rondvliegen. Ook klimatologische waarnemingen helpen: blijft het een tijdje vochtig en warm? Dan zijn dat ideale omstandigheden voor schimmels. Telers ontvangen daarnaast ook waarschuwingsberichten van gespecialiseerde onderzoekscentra: zij signaleren plagen of bepaalde schadelijke insecten.
3. Actie: gecontroleerde behandeling
Wordt er een schadedrempel overschreden, dan dreigen er minder aardappelen, groenten en fruit te zijn. Daarom is behandelen noodzakelijk: telers bekijken eerst de niet-chemische opties. Zo kan in de serreteelt een robot met UV-C-licht helpen tegen meeldauw, een schadelijke ziekte voor aardbeien. Als niet-chemische manieren niet helpen, is de inzet van een gewasbeschermingsmiddel de beste of enige oplossing. Op twee voorwaarden: de behandeling moet economisch verantwoord zijn en de impact zo minimaal mogelijk.
Hoewel telers met IPM al heel wat inspanningen leveren, is er nog een weg te gaan. Er kan altijd meer ingezet worden op biodiversiteit en het minderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Daar wordt volop onderzoek naar gevoerd.